De toetreding van Diocletianus in 284 betekende geen onmiddellijke omkering van

De toetreding van Diocletianus in 284 betekende geen onmiddellijke omkering van de minachting voor het christendom, maar het luidde wel een geleidelijke verschuiving in de officiële houding ten opzichte van religieuze minderheden in. In de eerste vijftien jaar van zijn regeling zuiverde Diocletianus het leger van christenen, veroordeelde manicheeërs ter dood en omringde zich met publieke tegenstanders van het christendom. Diocletianus 'voorkeur voor autocratisch bestuur, gecombineerd met zijn zelfbeeld als hersteller van Romeinse glorie in het verleden, waren de voorbode van de meest wijdverbreide vervolging in de Romeinse geschiedenis. In de winter van 302 drong Galerius er bij Diocletianus op aan een algemene vervolging van de christenen te beginnen. Diocletianus was op zijn hoede en vroeg het orakel van Apollo om leiding. Het antwoord van het orakel werd gelezen als een bekrachtiging van het standpunt van Galerius, en op 24 februari 303 werd een algemene vervolging uitgeroepen.

Afbeelding 187B | Standbeeld van een martelaar, Kathedraal van Milaan | Giovanni Dall'Orto / Attribution-Share Alike 2.5 Italië

Afbeelding 187B | Standbeeld van een martelaar, Kathedraal van Milaan | Giovanni Dall'Orto / Attribution-Share Alike 2.5 Italië

Auteur : Mikael Eskelner

Referenties:

Geschiedenis en uitbreiding van het christendom van zijn oorsprong tot de 5e eeuw

Christendom in de periode vóór Nicea, kerkvaders en vervolging van christenen

Reacties